Spiegelreflexcamera's voor beginners
Spiegelreflexcamera's zijn een soort camera's waarmee je door een zoeker precies kunt zien wat de lens ziet. Dit is anders dan point-and-shoot camera's, die achterop een vast LCD scherm hebben dat de sc?ne weergeeft. Omdat reflexcamera's je door de lens laten kijken, zijn ze meestal nauwkeuriger bij het kadreren en componeren van je opnamen. Ze bieden ook meestal meer handmatige bediening dan point-and-shoot camera's, zodat je meer creatieve vrijheid hebt over je opnamen. Als je nog nooit een spiegelreflexcamera gebruikt hebt, zijn hier wat tips om je op weg te helpen.
Voordat je je spiegelreflexcamera gaat gebruiken, is het belangrijk dat je begrijpt hoe hij werkt. Als je door de zoeker kijkt, zie je in feite twee beelden: Het eerste is de eigenlijke sc?ne voor de lens, en het tweede is een gesuperponeerd beeld dat gegenereerd wordt door het spiegelsysteem van de camera. De bedoeling van de spiegel is het licht omhoog te weerkaatsen in het pentaprisma (een vijfzijdig prisma), dat het dan weer omlaag in je oog weerkaatst. Zo kun je in real time zien wat de lens ziet, zodat je je opnamen dienovereenkomstig kunt kaderen en samenstellen.
Spiegelreflexcamera's hebben meestal drie belangrijke regelaars: diafragma, sluitertijd, en ISO. Diafragma verwijst naar hoe wijd of smal het diafragma (lensopening) van de camera is; wijdere diafragma's laten meer licht door maar resulteren in een geringere scherptediepte (minder achtergronddetails), terwijl smallere diafragma's juist het omgekeerde doen. De sluitertijd geeft aan hoe lang de sluiter open blijft; langere belichtingen laten meer licht door maar kunnen onscherpte veroorzaken als er beweging in de sc?ne is, terwijl kortere belichtingen de actie bevriezen maar onderbelichte beelden kunnen opleveren.
ISO heeft betrekking op hoe gevoelig de sensor is voor licht; hogere ISO's hebben minder licht nodig maar kunnen ruis (korreligheid) in je opnamen brengen, terwijl lagere ISO's meer licht nodig hebben maar schonere resultaten opleveren. Als vuistregel kun je het beste een zo laag mogelijke ISO gebruiken, terwijl je toch een goed belichte foto krijgt.
Nu je begrijpt hoe je reflexcamera werkt en wat de bedieningsknoppen doen, is het tijd om foto's te gaan maken! Begin met je keuzeknop (meestal boven op het camerahuis) in te stellen op een van de volautomatische standen, zoals "P" of "Auto". Deze standen nemen de meeste instellingen voor je over, zodat je je alleen maar zorgen hoeft te maken over de kadrering en de compositie van je opname.
Wil je meer controle over je opnamen, zet de keuzeknop dan op een van de halfautomatische of handmatige standen, zoals "Aperture Priority" of "Manual". In deze standen kun je bepaalde instellingen, zoals diafragma en sluitertijd, aanpassen terwijl je andere door de camera laat afhandelen; dit geeft je veel meer creatieve vrijheid over je eindresultaat.
Gerelateerde pagina's